Verlichting van de verzetsspanning

Nicht Piny brak in verzetsgezin Bons de spanningen van de gevaren in het illegale werk.  Dit beeld ontstaat uit een gesprek van twee uur met mijn negentien jaar oudere familielid. Het was een lange logeerpartij met vrolijke momenten. Nadat ze al twee keer tijdens die oorlog moest rouwen.

Een derde keer volgde na de arrestatie van haar oom en neef, letterlijk vlak onder haar.

Piny was toen veertien, de leeftijd om horizonten te verkennen.  In de letterlijke betekenis zag de boerendochter ze overal in de platte polder Alblasserwaard, maar alles was even grasgroen. Ze hunkerde naar variatie.

Vader Anton(ie) dreef in Brandwijk een veebedrijf. Met kaasmakerij, bestierd door moeder Heiltje.  Best interessant, zuivelproductie aan huis terwijl de polder al dertig jaar een zuivelfabriek had. Maar niet voor wie daar opgroeide. Zelfs de onderduikers konden haar niet boeien, daar vertelt ze weinig over.

,,Ik wilde dolgraag weg, de stad zien’’, blikt Piny van den Hout-Bons terug op de oorlogswinter. Ze vertelt dit opgeruimd, zoals ze in haar hele leven de zonnige zijde zocht. ,,Ik wilde in de stad een permanentje krijgen, anders was ik niet gekomen, hoor.’’ Met lachogen steekt ze alle vingers in de haardos, van genoegen bij deze herinnering.

Het plezier dat ze met ‘oom Dick en tante Jo’  en hun kinderen had, staat haar nog goed voor de geest. ,,We gingen elke maand eten in de Bijenkorf. Dat was elke keer weer zo geweldig!’’ Ze straalt bij de herinnering aan de chique van de lunchroom, met zicht op de Dam en het paleis.

De ongeveer  even oude nicht Joke en vooral de twee zoons zaten in het laatste oorlogsjaar diep in het verzet, maar daar weet ze weinig van. Wat overeenstemt met de wetten in de illegaliteit  om niets te vertellen aan buitenstaanders, om zelfs terughoudend te zijn jegens medestrijders, huisgenoten, zelfs partners.

Ze beschrijft  Anton (Ton) als ‘een vrolijke jongen’, terwijl jongere broer Co veel feller was tegen de Duitsers. Hij had een vriendin aan de overkant van de straat, Sjaan,  ‘altijd elegant gekleed’. Van Anton herinnert zij zich ook een vriendin, maar haar zag ze minder vaak. Zij, Joke Kwant, woonde nog in Salland, waar Ton haar had ontmoet.

,,Zeg altijd dat je niets weet en niets kunt vertellen, zei oom Dick steeds.’’ Het lijkt een mantra in die dagen, zo snel herhaalt  Piny dit. ,,Nou, ik wist dus echt van niks.’’

Het illegale werk van het gezin ging niet helemaal aan haar voorbij. Er belden wel eens mensen aan voor onderduik, maar die werden altijd naar een ander onderdak gestuurd. ,,Ik geloof dat we bekeken worden’’, zei oom Dick voor het vertrek vanuit de Witte de Withstraat naar de Händelstraat,  een mooi huis in Amsterdam-Zuid. Later kwamen  we er achter dat de huiseigenaar een NSB’er was.‘’

Ook daar werd het gezin Bons dus bekeken, maar daar bleef het niet bij. Een arrestatieteam viel binnen toen de hele top van knokploeg Reintje de Vos bijeenkwam. Piny zat met haar tante in een bovenkamer gestolen voedselbonnen te sorteren. Ze herinnert zich de herrie onder haar nog levendig, waarna ze met haar tante gelijk de voedselbonnen ging opeten.

,,Het waren er veel te veel. Het smaakte zo verschrikkelijk vies! Oh, ik proef het weer.’’ Na zeventig jaar maakt ze een beweging alsof ze alles uitkotste; of dat bijna deed bij een uitermate onprettig soort verzadiging. De poging bewijs van voedselbonnenroof te verdonkeremanen werd niet ontdekt of de dames niet aangerekend. Ze moesten mee naar het politiebureau, maar werden in tegenstelling tot de zes mannen van Reintje de Vos nog diezelfde avond vrijgelaten

Piny was er niet eens bij, maar de vertwijfeling slaat weer toe als ze terugdenkt aan het lot van haar oom en neef, die ze zo goed had leren kennen.

Een dubbelzwaar verlies

Bij de 84-jarige weduwe zijn de gebeurtenissen in de Amsterdamse Händelstraat en Zijpersluis niet haar enige ‘oorlogsverschrikking’ geweest. Ze verloor twee broertjes.

Net als miljoenen landgenoten ging ze na de oorlog aan de slag. Hard werken aan de wederopbouw en een gezin, weinig ruimte voor reflectie op veel vreselijke ervaringen. Piny trouwde met procureur Ab van den Hout. Zij kregen 3 kinderen en 7 kleinkinderen, waaronder een in 1992 geboren drieling, die in uitstekende gezondheid opgroeide. Zij vertelt het liefst over dit nageslacht, maar keert toch even terug naar herinneringen in 40-45, aan twee geselingen, voor die van maart en april 1945.

Haar kleine broer Dirk Johan overleed als peuter aan hersenvliesontsteking in het ziekenhuis in Dordrecht. Tweelingbroer  Gerrit Arie was een kleuter toen hij handjes waste in de Graafstroom, het centrale kanaal van de Alblasserwaard, voorover viel en niet meer boven kwam.

Strikt genomen beide keren geen overlijden door de oorlog, maar niet minder vreselijk. Wanneer, op welke leeftijden van zus en broertjes? Als enkele keren eerder aarzel ik, vrees te veel emoties  en slik verdere vragen weg.

Dochter Hetty, plezierige tweede gastvrouw, beschrijft hoe dit haar meestal opgeruimde moeder, terneer kan drukken: ,,Mijn moeder heeft nog vlijmscherpe herinneringen aan haar moeder  Heiltje , die met tranen in haar ogen de rouwpakjes  naaide,  waarin de boys begraven zijn.’’

Bij thuiskomst raadpleeg ik voor het eerst serieus een genealogiesite en vind de jongetjes. Ze zagen op 29 november 1938 het levenslicht. Zus Piny was acht, een leeftijd om voortdurend te willen kroelen met een nieuw broertje, dubbel bij een tweeling.

Ze heeft  beslist genoten van die twee ‘wolken’ in de wiegjes en het opgroeien, twee en vier jaar lang. De jongens  overleden op 15 maart 1941 en 19 januari 1943, vier en twee jaar voor de logeerpartij bij oom Dirk.

Volgende pagina: Actieve neef