Vergeten Verzet van Dirk Bons en zijn zoons

               Vernoemd in een Amsterdamse straat, daarna weinig genoemd


Het verzet van het Amsterdamse gezin Bons begon in 1941 met hulp aan 1800-2000 onderduikers. voornamelijk mensen die anders gedwongen aan de Duitse oorlogsindustrie hadden bijgedragen. Ton was rond 1943 een jaar pilotenhelper in het Vechtdal, daar speelt het verhaal in dit hoofdstuk zich af. Hij zocht een vluchtroute voor minstens tien geallieerde bemanningsleden uit boven Nederland gecrashte vliegtuigen. 

Het 'klikte' snel.

Vijf jaren vol verderf en dood, uiteindelijk die van hemzelf. Maar Ton Bons kende een lange, heel gelukkige periode in de laatste twee jaar. 

Een mislukte ontmoeting met een verzetsstrijder werd in de zomer van 1943 een fortuin voor zijn hart. Hij was nog koerier voordat hij zich over piloten  ontfermde. De man die hij zou spreken bij de familie Kwant in Dedemsvaart kwam niet opdagen. Wel zag Ton daar een leuke dochter van de heer des huizes. Met zijn zwervend bestaan aarzelde hij enige dagen, maar zocht haar uiteindelijk op. 

Flirtend op een bij de tijd passende wijze? Als 95-jarige vertel je dat niet zo snel aan een onbekende interviewer. Maar uit alles merk ik: Maar het klikte, een ontluikende liefde, in het woordgebruik van die tijd.

Het gezin Kwant deed meer dan wel eens toegang verlenen aan de ondergrondse voor een bespreking. Het had een Joodse onderduikster, Ellen van Dam, dochter van een Amsterdamse textielbaron. ,,Ze had van die prachtige kleren bij zich,’’ weet Joke Kwant driekwart eeuw later nog. De ‘logé’ daarentegen wilde in dit huis ook wel eens een overgooier aantrekken, net als Joke en haar zussen. Hun moeder maakte er één.

Later in de oorlog moest ze naar een ander adres vluchten. Zoals zo vaak als er een aanwijzing was dat de vijand vermoeden kreeg van een kind dat ergens ‘niet thuis hoort’. Het is niet bekend of het meisje de oorlog overleefde.

De liefde tussen Joke en Ton groeide snel. De hoogbejaarde lacht geregeld als alleen de tijd voor de arrestatie ter sprake komt. 

Een angstige, maar ook humoristische herinnering was de keer dat hij alleen in het huis van een tante, Roelie Kwant, mocht wonen. In een gebied dat geregeld werd gebombardeerd. Tante Roelie logeerde daarom in de kruidenierswoning. Ton mocht wel in dat huis slapen, hij was niet bang. ,,Totdat hij op een nacht met zijn pistool door een vaas van Tante Roelie schoot. Ton had altijd een pistool bij zich en kreeg een verschrikkelijke nachtmerrie. Mijn tante was gehecht aan die vaas, maar omdat het zo gebeurde lachte ze erom, zei het niet erg te vinden.’’

Kenmerkend voor de spanning waarmee de pilotenhelper dag-in-dag-uit leefde. Soms echte angst, want waar onderschepte vliegers veelal in krijgsgevangenschap belandden, hadden de Duitsers geen genade voor hun burgerlijke helpers.

In de Dirk Bonsstraat staat op de kleine straatnaamborden alleen de naam van de vader, hij was de oprichter van een knokploeg. Op één groot bord worden vader èn zoon geëerd.

Ton kreeg het Eisenhower Certificate voor zijn hulp aan onderduikers

Volgende pagina: Ontsnapping